Shirtje wisselen bij de mondhygiënist

Wat heeft voetbal nou weer met je mond te maken? Niks toch?

Of toch wel? Ik moest er aan denken toen ik mijn oranje shirt opdook.

Een poosje terug kwam er een jongeman in mijn stoel terecht. Hij bleek een verstandelijke beperking te hebben. Hij leek een beetje boos, dus ik vroeg wat er aan de hand was. “Mijn moeder zegt dat jij me gaat leren tandenpoetsen.”, en demonstratief sloeg hij zijn armen over elkaar. “…en dat kan jij natuurlijk allang!”, kopte ik in. Nee, beste lezer, dat inkoppen is niet het bruggetje naar voetbal. Dat komt nog…

Goed…die jongeman, laten hem Jonas noemen, had dat antwoord niet verwacht. “Jah!”, knikte hij en voelde zich begrepen. “Zegt je moeder dat je het niet kan?”, vroeg ik. Het antwoord rolde bijna uit zijn mond totdat hij bedacht dat zijn moeder wel erg lief was. “Nou, mijn moeder kan het wel heel goed!”, en hij liet zijn brede glimlach zien. “Poetst jouw moeder jouw tanden?”, vraag ik. Beteuterd bevestigd hij dit. “Oh, wat heerlijk! Ik zou willen dat mijn moeder mijn tanden nog poetste. Hoef ik lekker niks te doen.”, zeg ik. “Haha! Maar jij bent toch mmm… mhmm…monjist? Kan jij dat zelf niet dan?”, vraagt hij. “Oh jawel. Ik ben de tandenpoetskampioen!” Zijn mond valt open van verbazing. “Echt?” “Jazeker.”, zeg ik. “Je mag straks wel mijn handtekening.”

We veranderen even van gespreksonderwerp. “Zeg, waar ben jij eigenlijk super goed in?” (Let op…daar komt hij…het bruggetje..!) “Foehballuh!”, zegt hij. “Voetbal? Echt waar? Zit je dan op voetbal?”, vraag ik geïnteresseerd. “Jah! Ik zit in een speciaal team. En ik heb een goalgemaakt!”, vertelt hij luidt terwijl hij uit de stoel springt. Ik zit ineens naar een sportcommentator te kijken die fijntjes de actie nog even de revue laat passeren met alle bewegingen die daarbij horen. Even ben ik bang dat dadelijk mijn instrumenten door de behandelruimte vliegen door zijn enthousiasme, maar hij grinnikt alweer en valt stil. “Kan jij ook voetballen?”, vraagt hij aan mij. “Nee, dat kan ik niet. Kan je mij dat leren?”

Hij pulkt aan zijn lip en denkt diep na. “Ik weet niet…Oh! Ik heb het! Je kan les krijgen van mijn teener. Mijn teener heeft mij alles geleerd. Mijn teener zegt altijd dat je veel moet oefenen.” “Goh”, zeg ik. “Zo heb ik leren tandenpoetsen! En weet je…ik oefen nog elke dag. Twee keer per dag zelfs!” Hij moet lachen: “Echt?” Ik zeg: “Ja, je weet toch dat profvoetballers ook nog steeds moeten oefenen?" "Oooh ja, wat dom van mij!”, en hij slaat zichzelf tegen zijn hoofd. Nou moet ik lachen. “Zeg, krijg jij ook tips van je trainer? Tips zodat je nog beter kan worden?” “Oh, nou doe jij een beetje dom. Natuurlijk! Duh!”

Zo kwam het dat ik uiteindelijk mijn tandenpoetstips met hem mocht delen. Want hij wilde eigenlijk ook wel een poetskampioen worden. Zeker toen ik hem vertelde dat profvoetballers ook tandenpoets-training krijgen. Toch had hij nog een prangende vraag. “Maar..maar..maar waarom draag jij dan geen oranje shirt?” Oei, die zag ik even niet aankomen. “Eh…die zit in de was…”, improviseer ik. “De volgende keer heb ik ‘m aan, okay? Maar dan moet jij jouw voetbalshirt aantrekken, he?”

En nu maar hopen dat hij geen shirtje wil wisselen…

Auteur:

Mondclinic

Website:

Of toch wel? Ik moest er aan denken toen ik mijn oranje shirt opdook.

Een poosje terug kwam er een jongeman in mijn stoel terecht. Hij bleek een verstandelijke beperking te hebben. Hij leek een beetje boos, dus ik vroeg wat er aan de hand was. “Mijn moeder zegt dat jij me gaat leren tandenpoetsen.”, en demonstratief sloeg hij zijn armen over elkaar. “…en dat kan jij natuurlijk allang!”, kopte ik in. Nee, beste lezer, dat inkoppen is niet het bruggetje naar voetbal. Dat komt nog…

Goed…die jongeman, laten hem Jonas noemen, had dat antwoord niet verwacht. “Jah!”, knikte hij en voelde zich begrepen. “Zegt je moeder dat je het niet kan?”, vroeg ik. Het antwoord rolde bijna uit zijn mond totdat hij bedacht dat zijn moeder wel erg lief was. “Nou, mijn moeder kan het wel heel goed!”, en hij liet zijn brede glimlach zien. “Poetst jouw moeder jouw tanden?”, vraag ik. Beteuterd bevestigd hij dit. “Oh, wat heerlijk! Ik zou willen dat mijn moeder mijn tanden nog poetste. Hoef ik lekker niks te doen.”, zeg ik. “Haha! Maar jij bent toch mmm… mhmm…monjist? Kan jij dat zelf niet dan?”, vraagt hij. “Oh jawel. Ik ben de tandenpoetskampioen!” Zijn mond valt open van verbazing. “Echt?” “Jazeker.”, zeg ik. “Je mag straks wel mijn handtekening.”

We veranderen even van gespreksonderwerp. “Zeg, waar ben jij eigenlijk super goed in?” (Let op…daar komt hij…het bruggetje..!) “Foehballuh!”, zegt hij. “Voetbal? Echt waar? Zit je dan op voetbal?”, vraag ik geïnteresseerd. “Jah! Ik zit in een speciaal team. En ik heb een goalgemaakt!”, vertelt hij luidt terwijl hij uit de stoel springt. Ik zit ineens naar een sportcommentator te kijken die fijntjes de actie nog even de revue laat passeren met alle bewegingen die daarbij horen. Even ben ik bang dat dadelijk mijn instrumenten door de behandelruimte vliegen door zijn enthousiasme, maar hij grinnikt alweer en valt stil. “Kan jij ook voetballen?”, vraagt hij aan mij. “Nee, dat kan ik niet. Kan je mij dat leren?”

Hij pulkt aan zijn lip en denkt diep na. “Ik weet niet…Oh! Ik heb het! Je kan les krijgen van mijn teener. Mijn teener heeft mij alles geleerd. Mijn teener zegt altijd dat je veel moet oefenen.” “Goh”, zeg ik. “Zo heb ik leren tandenpoetsen! En weet je…ik oefen nog elke dag. Twee keer per dag zelfs!” Hij moet lachen: “Echt?” Ik zeg: “Ja, je weet toch dat profvoetballers ook nog steeds moeten oefenen?" "Oooh ja, wat dom van mij!”, en hij slaat zichzelf tegen zijn hoofd. Nou moet ik lachen. “Zeg, krijg jij ook tips van je trainer? Tips zodat je nog beter kan worden?” “Oh, nou doe jij een beetje dom. Natuurlijk! Duh!”

Zo kwam het dat ik uiteindelijk mijn tandenpoetstips met hem mocht delen. Want hij wilde eigenlijk ook wel een poetskampioen worden. Zeker toen ik hem vertelde dat profvoetballers ook tandenpoets-training krijgen. Toch had hij nog een prangende vraag. “Maar..maar..maar waarom draag jij dan geen oranje shirt?” Oei, die zag ik even niet aankomen. “Eh…die zit in de was…”, improviseer ik. “De volgende keer heb ik ‘m aan, okay? Maar dan moet jij jouw voetbalshirt aantrekken, he?”

En nu maar hopen dat hij geen shirtje wil wisselen…

Of toch wel? Ik moest er aan denken toen ik mijn oranje shirt opdook.

Een poosje terug kwam er een jongeman in mijn stoel terecht. Hij bleek een verstandelijke beperking te hebben. Hij leek een beetje boos, dus ik vroeg wat er aan de hand was. “Mijn moeder zegt dat jij me gaat leren tandenpoetsen.”, en demonstratief sloeg hij zijn armen over elkaar. “…en dat kan jij natuurlijk allang!”, kopte ik in. Nee, beste lezer, dat inkoppen is niet het bruggetje naar voetbal. Dat komt nog…

Goed…die jongeman, laten hem Jonas noemen, had dat antwoord niet verwacht. “Jah!”, knikte hij en voelde zich begrepen. “Zegt je moeder dat je het niet kan?”, vroeg ik. Het antwoord rolde bijna uit zijn mond totdat hij bedacht dat zijn moeder wel erg lief was. “Nou, mijn moeder kan het wel heel goed!”, en hij liet zijn brede glimlach zien. “Poetst jouw moeder jouw tanden?”, vraag ik. Beteuterd bevestigd hij dit. “Oh, wat heerlijk! Ik zou willen dat mijn moeder mijn tanden nog poetste. Hoef ik lekker niks te doen.”, zeg ik. “Haha! Maar jij bent toch mmm… mhmm…monjist? Kan jij dat zelf niet dan?”, vraagt hij. “Oh jawel. Ik ben de tandenpoetskampioen!” Zijn mond valt open van verbazing. “Echt?” “Jazeker.”, zeg ik. “Je mag straks wel mijn handtekening.”

We veranderen even van gespreksonderwerp. “Zeg, waar ben jij eigenlijk super goed in?” (Let op…daar komt hij…het bruggetje..!) “Foehballuh!”, zegt hij. “Voetbal? Echt waar? Zit je dan op voetbal?”, vraag ik geïnteresseerd. “Jah! Ik zit in een speciaal team. En ik heb een goalgemaakt!”, vertelt hij luidt terwijl hij uit de stoel springt. Ik zit ineens naar een sportcommentator te kijken die fijntjes de actie nog even de revue laat passeren met alle bewegingen die daarbij horen. Even ben ik bang dat dadelijk mijn instrumenten door de behandelruimte vliegen door zijn enthousiasme, maar hij grinnikt alweer en valt stil. “Kan jij ook voetballen?”, vraagt hij aan mij. “Nee, dat kan ik niet. Kan je mij dat leren?”

Hij pulkt aan zijn lip en denkt diep na. “Ik weet niet…Oh! Ik heb het! Je kan les krijgen van mijn teener. Mijn teener heeft mij alles geleerd. Mijn teener zegt altijd dat je veel moet oefenen.” “Goh”, zeg ik. “Zo heb ik leren tandenpoetsen! En weet je…ik oefen nog elke dag. Twee keer per dag zelfs!” Hij moet lachen: “Echt?” Ik zeg: “Ja, je weet toch dat profvoetballers ook nog steeds moeten oefenen?" "Oooh ja, wat dom van mij!”, en hij slaat zichzelf tegen zijn hoofd. Nou moet ik lachen. “Zeg, krijg jij ook tips van je trainer? Tips zodat je nog beter kan worden?” “Oh, nou doe jij een beetje dom. Natuurlijk! Duh!”

Zo kwam het dat ik uiteindelijk mijn tandenpoetstips met hem mocht delen. Want hij wilde eigenlijk ook wel een poetskampioen worden. Zeker toen ik hem vertelde dat profvoetballers ook tandenpoets-training krijgen. Toch had hij nog een prangende vraag. “Maar..maar..maar waarom draag jij dan geen oranje shirt?” Oei, die zag ik even niet aankomen. “Eh…die zit in de was…”, improviseer ik. “De volgende keer heb ik ‘m aan, okay? Maar dan moet jij jouw voetbalshirt aantrekken, he?”

En nu maar hopen dat hij geen shirtje wil wisselen…